Het is zes uur in de ochtend. Stilletjes sluipen we het hotel uit, waar iedereen nog in diepe slaap is. We zijn op de vlucht. Nee, onze hotelrekening hebben we gisteravond netjes voldaan. Ook geen andere onoorbare praktijken waarvoor we moeten vluchten. Het is de hittegolf die ons verjaagt uit de Provence en de bergen in doet trekken.
We hebben ons oog laten vallen op Barcelonette.
Het ligt midden in de Alpen, op een kruising van wegen. Vele bekende cols liggen hier binnen een dag rijden.

Langs het stuwmeer Lac de Serre Poncon rijden we naar Barcelonette.
Eerst maar eens op zoek naar een camping. Op de meeste campings is nog niet veel te doen in juni, vooral die buiten het dorp maken
een doodse indruk. Na enig zoeken vinden we in het dorp Camping Du Peyra.
Enigszins verscholen in een woonwijk ligt de kleine camping in een oude boomgaard.
Eenvoudig, maar zeer gemoedelijk. We zoeken een plekje onder een appelboom.

De rest van de middag brengen we door met het verkennen van de directe omgeving.
Vanuit de camping zijn we lopend in enkele minuten in het centrum. Onderweg
zien we relatief veel villa's. Groots, maar ook een beetje vergane glorie.
In de negentiende eeuw vertrokken de broers Arnaud naar Mexico om daar hun
fortuin te zoeken. Dat ging zo goed dat vele streekgenoten hun voorbeeld volgden
en op oudere leeftijd rijk terugkeerden.
Ze bouwden grote villa's met Zuid-Amerikaanse invloeden.
In het centrum vinden we een tankstation, een grote supermarkt, diverse restaurantjes en een pleintje met café's.
Grote beeldschermen staan opgesteld, want de wereldkampioenschappen voetballen zijn in volle gang.
Bij het postkantoor verzamelt de plaatselijke motorclub zich voor een toertocht. Vanaf een bankje bekijken we het tafereel.
Eigenlijk verloopt het niet veel anders dan bij ons.
Alpenweiden

Langs de Gorges du Bachelard rijden we het nationale park de Mercantour in.
Verkeer is er nauwelijks op deze route. Een bord waarschuwt voor 25 km bochten. Dat
begint goed. Langzaam maar zeker slingert de weg omhoog naar Col de Cayolle. De
natuur is zo overweldigend dat de slechte gesteldheid van het wegdek ons niet stoort.

Overal zien we alpenweiden in volle bloei. Tussen de bloemen zie ik twee bergmarmotten. "Oh kijk,
wat schattig". We blijven even staan. Tien minuten later vind ik ze niet meer zo schattig.
Dat was al de tweede die vanachter een rots pal voor mijn wiel oversteekt.
Bovenop de Col verlaten we het departement Alpes de Haute Provence en rijden het departement
Alpes Martimes in. Hoe verrassend. Het wegdek is nu veel beter. Via Peone rijden we naar Valberg.
Veel bochten, geen verkeer. In Valberg stoppen we bij het eerste beste café. De thee wordt geserveerd in een echt
zilveren kannetje, voorzien van een gehaakt kleedje om de vingers niet te branden. Inmiddels hebben we
geleerd dat je in café's voor twaalven geen sandwich (belegd stokbrood) kunt bestellen, en dat het
heel normaal is dat je zelf iets haalt bij de bakker. Dus ga ik even naar
de buurman voor iets lekkers bij de thee. Hele grote ovenverse krakelingen. Alleen al daarvoor zou je nog eens
terugkeren.

We vervolgen onze weg door de Gorges de Cians. Deze zijn vooral bekend door het rode gesteente. Jammer dat steeds meer
van de oude weg wordt vervangen door tunnels. Als we de gorges uitkomen is het alsof een warme föhn in ons gezicht blaast.
Precies zoals voorspeld door het reisgidsje.
Volgens "Der Denzel" kun je via La Rochette en Col du Trebuchet naar Entrevaux. Een deels onverharde route.
Doen we niet, teveel voor één dag. Wij gaan via de grote weg naar de vestingstad Entrevaux.
In Entrevaux geeft de thermometer 40 graden aan. Gerard vindt het welletjes en gaat op
een terrasje zitten. Ik loop het stadje in. Een wirwar van smalle steegjes. Ik heb geluk, het is zondag en het motormuseum
is open. Het is een klein particulier museum met 70 oldtimers.
In het kleine pand zijn alle wanden benut.
Via de Gorges de Daluis gaan we weer noordwaarts. In principe rijden we nu weer door hetzelfde
rode gesteente als de Gorges de Cians, maar in tegenstelling tot de Gorges de Cians rijden we nu hoog langs de rivier.
Deze gorges kun je het beste van zuid naar noord rijden, want andersom wordt het verkeer voor een
groot deel door tunnels geleid.
We nemen de afslag naar de vrij onbekende Col de Champs. 37 graden en
"geen sneeuwkettingen nodig" zegt het bord.
Ook hier weer veel bloemen. Maar nu zijn het vooral rotsplantjes. Hierna de laatste Col van deze ronde. De Col d'Allos.
De pas begint breed, maar wordt allengs smaller. We zien veel Franse motorrijders, maar wat wil je, het is zondag.
Cime de la Bonette
Met 2802 meter is deze Col de hoogst begaanbare (geasfalteerde) pas in de Alpen. Negen maanden
per jaar zit deze pas dicht. We realiseren ons dat we erg veel geluk hebben met het weer.
We besluiten deze pas 2 keer te doen.
Vandaag als kleine ronde. En morgen nog een keer, maar dan als start van een grote ronde.
Dat heeft het voordeel dat we vandaag op de Bonette ruim de tijd kunnen nemen voor uitzichten en foto's.

Motoren rijden af en aan op deze Col. Opvallend veel Duitsers. En nog opvallender, relatief veel GS'en.
Ook hier weer veel Murmeltiere. Bovenop de Col rijden we rond de Cime de la Bonnette. Er staat weliswaar een verbodsbord, maar niemand trekt zich er iets van aan. Vanaf het monument is het nog 10 minuten wandelen naar de echte top, waar een
oriënteringstafel staat.
Volgens ons reisgidsje moeten we via een klein weggetje onder langs de Bonnette terug kunnen. Maar dom dom dom, ik
heb de kaart op de camping laten liggen. Ik leen een kaart van een Duitse motorrijder, maar daar staat het weggetje
niet op. Dan maar op de gok verder zuidwaarts. Ook deze col ligt weer op de grens van de twee departementen. De weg
aan de zuidkant is bijzonder slecht. Hobbelend en stuiterend ga ik
naar beneden. Op het terras van Le Chalet in St.Etienne is het prettig vertoeven.
Binnen hangt een gedetailleerde kaart. Ik zie dat we te ver zijn doorgereden. We
moeten terug en de afslag naar St. Dalmas nemen. In St. Dalmas volgen we
het bord naar Barcelonette. Het is een prachtig smal weggetje. Als we foto's staan te maken, passeren enkele Duitse motorrijders.

Alles gaat prima, tot we weer van departement wisselen. De weg wordt nu onverhard. Even twijfelen
we, maar zolang de Duitsers (waaronder een Suzuki Burgman) niet terugkomen gaan wij ook door. Hier en daar is het modderig
door smeltwater dat van de berg afstroomt, maar verder is het goed te doen.
Na enkele kilometers zitten de Duitsers aan de kant van de weg.
We stoppen voor een praatje. Ook zij wisten niet dat dit deel onverhard zou zijn.
Terwijl we daar zitten horen we 100 meter boven ons de motoren af en aan rijden over de Bonette. We gaan verder. Niet veel later
komen we bij het fort op de Restefond weer op de normale weg.
Isola 2000

De volgende dag gaan we weer de Bonette over. En weer een stop op het terras van Le Chalet. Vandaag rijden we vanaf
hier verder zuidwaarts naar Isola. We gooien onze tanks vol, want we verwachten daartoe voorlopig
geen gelegenheid meer te krijgen. Via een mooie brede en vooral bochtige weg rijden we naar het ski-oord Isola 2000.
Groot en modern, en nu in de zomer zo goed als uitgestorven.
Was de weg tot hier breed, nu verandert die in een klein smal onbeduidend bergweggetje naar
Italië. Col de Lombarde is ons doel. De omgeving verandert in een rotsig landschap. De weg wordt nu wel erg
smal. Een auto en een motor kunnen elkaar nog net passeren, maar twee auto's? Bij Ruviera gaan we links om via de Col de Larche
terug te rijden naar Frankrijk.
Parpaillon


Onze buurman Hans heeft onze aandacht gevestigd op de Parpaillon. Hij heeft de pas samen met een vriend gereden. De vriend heeft een Buell (met die motoren hebben ze ook de Assietta gedaan).
Deze pas over de Parpaillon was bedoeld om een korte verbinding naar Crevaux tot stand te brengen. Op pashoogte loopt de weg 500 meter door een tunnel. Deze tunnel is soms het hele jaar dicht vanwege ijsvorming. Het schijnt dat het afgelopen
jaar zelfs delen van de tunnel zijn ingestort. Een ding is zeker, de tunnel is nu dicht.
We gaan op pad. Het is onverhard, maar niet extreem. Echter, met de TRX is het niet leuk.
De motor rammelt aan alle kanten.
Na enkele kilometers ben ik het zat en parkeer de motor. Gerard gaat door, ik wacht wel zolang.
Hij rijdt door tot de tunnel. Een passage langs een grote steen gaat net goed.
Dat nooit meer in mijn eentje, is zijn mening als hij terug is. Al die tijd zien
we hier niemand, uitgezonderd een enkele wandelaar die de GR6 loopt.
Reisverhaal Moto'73 (jan. 2003) : de auteur van het reisverhaal is 15 aug. met een GS over de Parpaillon geweest. De grote steen was weg, en de tunnel was open.

Rondje naar het noorden
Eerst naar het stuwmeer. Volgens de Fransen het grootste stuwmeer
in Europa. In Embrun bezichtigen we de kathedraal. Verder noordwaarts gaan we naar Guillestre. In de
verte zien we Fort de Mont Dauphin. Een van de vele bouwwerken van bouwheer Vauban. Rond 1700
moesten de dalen in deze streken beschermd worden tegen het leger van Savooie. Over Col de Vars
gaan we weer terug.
Naar Briancon
Na vijf dagen verlaten we Barcelonette en gaan naar Briancon. Eigenlijk is dit niet eens zover hier vandaan, maar
ook deze stad ligt weer op een kruising van wegen, en biedt dus diverse mogelijkheden voor uitstapjes.
Opnieuw over de Col de Vars. Bijna gaan we net als al die motorrijders voor ons de fout in door de
borden naar Briancon te volgen. Die leiden de reiziger over de grote weg naar Briancon. Wij keren en volgen de borden naar Queyras.
Daar volgen we de borden naar de Col d'Izoard.

Midden in dit maanlandschap staat Refuge Napoléon.
De naam van deze refuge is geen toeval. Er zijn er nog twee in de Alpen.
Gesponserd door, inderdaad, Napoléon. Binnen is het knus.
We genieten er van de uitzichten, onder het genot van koffie met zelfgebakken taart.
Jammer genoeg kunnen we geen camping in Briancon zelf vinden. Net buiten de stad ligt camping Les Cinq Vallees.
We rijden het terrein op. Het is niet te geloven, een Ducati en een GS. Paul en Ellen. Die
zouden toch in de Toscane zitten? Ook zij zijn gevlucht voor de hitte. Ze zijn gisteren aangekomen.
Wat een toeval.
's Avonds gaan we eten in de oude stad, welke rond 1700 gefortificeerd is door Vauban.
Vanaf het terras hebben we prachtig uitzicht over het dal en de daarachter
liggende bergen van de Ecrins.
Mont Cenis en de Galibier

Vandaag doen we een drie-sterren-rondje uit de Denzel. We gaan naar Italië. Best wel een drukke weg,
dat zijn we niet meer gewend. Verder gaat het over de S24 naar Susa.
En vandaar naar Mont Cenis. Dit is weer wat we zoeken. Veel bochten,
mooie omgeving en weinig verkeer. Bovenop de Col is het tijd voor
een pauze. Daarna rijden we door richting Lanslebourg. Hier maakt Gerard de winnende foto.
Vervolgens linksaf de 6 op. Na Termignon (zouden ze hier die bekende uitlaten maken?) gaan we rechtsaf,
een kleine parallelweg op. Langs deze weg maakt Paul de foto die
de knmv in 2003 gebruikt voor de cover van hun reisfolder.
Uiteindelijk komen we bij Mondane weer op de 6.
Een grote brede weg volgt nu. En veel wind. We gaan de Télégraphe op. Daarna volgt de topper van deze dag : de Galibier.
De uitzichten zijn fantastisch, want evengoed kan het hier sneeuwen in de zomer.
Rondom de Chaberton

Nog zo'n drie-sterren-rondje uit de Denzel. Maar in onze beleving toch iets minder dan die van gisteren, maar misschien
raken we wat verwend. We rijden noordwaarts en rijden het doodlopende dal in naar Chalets de Laval.
Een mooi wandelgebied.
We twijfelen even of we door zullen rijden, er hangt onweer in de lucht, maar we gaan toch door. Via de kleine pas
Col de L'Echelle komen we in Italië. Over Oulx gaan we weer terug naar Frankrijk.
De "abstecher" naar Lago Nero en Lago del 7 colori laten we vandaag maar voor wat ze zijn.
La Meije
Elke vakantie wil ik een wandeling doen. Dit jaar heb ik iets gevonden in een boekje van de ANWB.
We gaan met de motoren met lege koffers naar La Grave en parkeren bij de ski-lift.
Motorkleding in de koffers, wandelschoenen aan. Met de lift gaan we naar
3200 meter. We kunnen ongelofelijk ver kijken. Slechts één enkel wolkje belet het uitzicht op de Mont Blanc.
We bezoeken de ijsgrot in de gletscher. Omdat de gletscher altijd in beweging is, moeten de
figuren elk jaar bijgewerkt of zelfs vernieuwd worden. Erg mooi. Even een patatje op het terras
en dan moet het gebeuren.
We gaan met de lift terug naar 2800 meter.
Vanaf daar gaan we lopend terug naar het dal dat op 1800 meter ligt.
Het eerste uur is volgens het boekje het zwaarst (wordt afgeraden voor kinderen en bij nat weer).
Een uur lang moeten we klimmen en
klauteren over rotsblokken om bij het gletschermeer Puy Vachier uit te komen. Je moet constant
goed kijken waar je de voeten neerzet, maar al met al valt het best mee. Vanaf het
gletschermeer volgen we het pad naar La Grave. Het is behoorlijk steil, maar het boekje belooft dat het
in het bos beter wordt. Niet dus. Voor ons gevoel blijft het steil.
Halverwege gaan we even zitten voor een boterhammetje. We zien een stel in
hoog tempo het pad afgaan. Zou dat de juiste techniek zijn? Onze knieën beginnen op te spelen,
maar stoppen kan niet. We zitten op de helft en er zijn geen normale wegen, alleen maar dat pad.
Ellen neemt een aspirine. Gerard doet een knieband om.
We krijgen het vermoeden dat we op het verkeerde pad zitten, want we missen de "solide houten brug". In plaats daarvan zitten we
op een steil en modderig pad, dicht langs de kolkende waterval. Dit is vast
niet het goede pad, maar het leidt wel naar het dal.
Na een kleine 4 uur zijn we beneden. Moe. "En voldaan" volgt dan meestal, maar deze keer
is dat gevoel er niet echt. De knie van Ellen is behoorlijk gezwollen, we moeten de komende
dagen zien hoe dat afloopt. Een erg mooie wandeling, maar ook zwaar.
Spierpijn
De volgende dagen heb Ellen en ik flink spierpijn. Als een stel oude omaatjes moeten we
elkaar overeind helpen. De zwelling in de knie van Ellen wordt langzaam minder. De
heren schijnen minder last te hebben van spierpijn.
Gerard maakt een toertje naar de Assietta. Een oude onverharde militaire weg in het grensgebied.
Deze weg had ik willen doen met de TRX, maar na de Parpaillon heb ik
daar geen zin meer in. Hans M. heeft het plan via deze weg naar Briancon te komen.
We proberen hem al dagenlang te bellen, maar dat lukt niet. Achteraf horen we
dat hij gelijk met ons in Briancon was, maar op de camping aan de andere kant van de stad. Jammer.
Alpe d'Huez

Deze klassieker mogen we natuurlijk niet missen. Dus op naar de Alpe d'Huez. Het is er beredruk
met wielrenners, vooral Nederlanders. Tja, je moet er een keer geweest zijn. Aan de andere kant van
de berg gaan we weer naar beneden. Daarna naar de Col du Lauteret, waar we de alpentuin
bezoeken. Mooi. Jammer dat het gaat miezeren. Maar we mogen absoluut niet klagen, want
we hebben nu al drie weken stralend weer gehad.